Malpsychan & Koldiceen

Een zacht klopje op de deur verbrak de vredige stilte die het hele klooster vulde.
‘Ja, kom binnen.’ zei moeder-overste.
Malpsychan ging het ging het grote kantoor binnen, dat net zo koud en sober was als de kleine cellen waarin de andere nonnen sliepen.
‘Uw thee, zuster Ludgarda.’ zei hij met een zachte stem.
Ze gaf een kort wenkje met haar hand en gehoorzaam zette hij de grote dampende kop voorzichtig op haar bureel. Toen hij opkeek, zag hij het grote kruisbeeld hangen, dat bijna de hele kamer overheerste.Vroeger gaf die aanblik hem koude rillingen, maar niet van angst, zoals alle nonnen dachten, maar uit minachting voor hun naïef geloof in die zogenaamde God van Liefde, Goedheid en Barmhartigheid. Verdomme, dat ze toch eens hun ogen open deden! Waarom zouden zijn ouders hem zomaar voor dood achter gelaten hebben als die God Almachtige daar iets aan te zeggen zou hebben? Hij werd hun eeuwig geloof en geprijs kots beu. 
‘Dank je wel, mijn zoon. Je mag nu gaan. Slaap wel en vergeet je avondgebed niet!’
‘Zeker niet, zuster Ludgarda. Er gaat geen dag voorbij dat ik de Heer niet op mijn blote knieën dank voor de liefde en barmhartigheid die Hij schenkt aan deze nederige en onwaardige wees.’ fluisterde hij vroom.
Hij maakte een kleine buiging ter afscheid en verliet de kamer in stilte.
Moeder-overste schudde haar hoofd. Waarom had ze altijd dat ongemakkelijk gevoel wanneer ze die jongen zag? Hij was altijd beleefd en aarzelde nooit om een helpende hand. Bovendien nam hij zijn geloof heel serieus. Er was vast en zeker een mooie toekomst als predikant voor hem weggelegd. Was het omdat hij er zo knap en mannelijk eruit zag? Een oneerbare gedachte flitste door haar hoofd: had zij gevoelens van vleselijke lust voor deze jongeman? Geshockeerd door deze onreine hersenschim, nam ze een nipje van haar lindethee in een poging om dit dwaze idee naar haar onbewuste te verdringen. Dit was gewoon weg ridicuul! Nee, dat was het niet. Maar waarom had ze dan dat vreemde, zelf licht bevreesde gevoel? Misschien liet ze zich te veel leiden door de omstandigheden waarin ze hem hadden gevonden.

Het was vandaag juist 21 jaar geleden en toch bezorgde de gedachte alleen haar koude rillingen. In die dagen was zuster Clementina, God hebbe haar ziel, nog moeder-overste en was zij slechts nog een jonge, knappe kloosterlinge van 15 die ervan droomde om haar leven te geven voor de enige Bruidegom. Ze wist toen nog niet hoe dicht ze toen bij de waarheid zat. Ze zou die nacht nooit vergeten. Het leek in het begin één groot avontuur, maar al snel werd het haar ergste nachtmerrie.
Door de jaren heen had de mensheid haar geloof verloren in de Heer, maar door de talrijke rampen die de wereld teisterden liet God Zijn verwoestende toorn blijken. De mens had altijd al een neiging gehad om zich almachtig te wanen en ook nu zouden ze wel een of ander nieuw technologisch snufje bedenken om dit te overwinnen. Toen dit echter faalde, keerde men zich terug naar de Almachtige als laatste redding. De mensheid erkende weer zijn meerdere in de Heiland. Het Christendom kende weer een opbloei en de oude, traditionele waarden werden weer in ere hersteld. Gesterkt door de kracht van de Heer, wilde het volk voor eens en altijd afrekenen met Satan, de koning in het bespelen van de zwakheden van de mens. Hun ijdele hoop was gericht op de vernietiging van de duivel en daarmee ook een einde te maken aan zijn voortdurend kwalijke bedoelingen en bedrieglijke valkuilen. 
Nadat ze de zegen van de paus hadden ontvangen, trok een leger van vrome en godsvruchtige mensen naar de plaats waar het kwade de aarde raakt, de Helmond genaamd, om Satan uit te dagen. 
Het was een lang en verschrikkelijk gevecht tegen de meest afgrijselijke wezens die zelfs de verbeelding van de meest getalenteerde horrorschrijver te boven gaat. Enkel door hun volharding, geschonken door God en door hun geloof, waren ze in staat om uiteindelijk het kwaad te overwinnen en Helmond sloot voor hun ogen (velen geloven dat dit ook weer een mirakel van de Heer is!). Maar wanneer het slagveld stil werd en een gevoel van opluchting over hen neerdaalde, begon een kleine baby te huilen. Uit het niets, lag deze pasgeborene op de plaats waar slechts enkele ogenblikken geleden nog het grote stinkende gat van de Helmond was geweest. Hij weende zo hartstochtelijk dat het iedereen toescheen dat hij treurde voor de vrome mensen die tijdens het gevecht gesneuveld waren en die nu reeds vertoefden in de gelukzaligheid van de Heer. Die kleine jongen werd het teken van deze opoffering voor de Liefde en de Vrede en aangezien hij een wees was, werd hij opgenomen in het nieuwe klooster dat boven op de Helmond gebouwd werd. In de diepste kerkers van de abdij werd een zegel aangebracht zodat de duivel niet meer tot de menselijke wereld zou kunnen doordringen. 
En zo gingen de jaren voorbij…
Er is sindsdien zoveel gebeurd, zuchtte ze, maar ja, de tijd staat niet stil. En wie weet wat de Heer nog allemaal voor ons in petto heeft. 

Malpsychan kon niet slapen. Het geprevel van de gebeden van zuster Aldagonda in de cel naast hem en het getik van haar paternoster enerveerde hem uitermate. Uit frustratie ging hij maar wat ronddwalen in het klooster. Dat had hij reeds als klein kind veel gedaan. Op een of andere manier voelde hij zich altijd rusteloos in dit godsdienstig oord. Hij wist niet waar hij naar toeging, hij volgde gewoon zijn voeten. Opeens stond hij voor de crypte. Aangetrokken als een mot naar vuur, vestigde hij zijn aandacht op de grote stenen inscriptie op de vloer. 
Vreemd, dat ik die nog nooit eerder heb gezien.
Hij bekeek die vreemde tekens. Het was geen gewone mensentaal, dat had hij ook al door, maar toch kwamen ze hem bekend voor. Voor hij het goed en wel besefte sprak hij deze oeroude woorden uit als ingegeven door een onbekende kracht. Het enige wat hij daarna nog herinnerde was een rode gloed en een stem uit het duister.
Toen hij weer terug op deze wereld was (dat is misschien wel de beste manier om het te verwoorden) werd opeens alles voor hem duidelijk. Eindelijk wist hij wie hij was! Maar hij mocht niet overhaast te werk gaan. Al mijmerend liep hij terug naar zijn cel en hij hoorde zuster Jozefiena snurken. 
Onnozele schapen, dacht hij, volledig in de overtuiging dat jullie Satan hebben verslaan. Maar jullie hebben wel geen rekening gehouden met zijn ZOON! Ik ben benieuwd of jullie ‘herder’ nu ook op tijd zal zijn om jullie te redden. 
In zijn slaapcel aangekomen, hoorde hij nog steeds het tikken van zuster Aldagonda’s paternoster. Eerst probeerde hij er niet op te letten, maar langzaam maar zeker leek het of het tikken steeds luider en luider werd. Op de duur werd zijn heel hoofd gevuld met het irriterend gebonk dat zo overweldigend was als het geluid van een gong. Het moest stoppen…!

De volgende morgen werd hij wakker door een ijselijke gil. Alle nonnen werden naar de kamer van zuster Aldagonda getrokken waar zuster Eugenia lijkbleek naar het plafond stond te staren. Daar hing ze dan vredig, met een verwrongen gezicht en haar tong uit haar mond gesneden, aan haar paternoster te bengelen. Eindelijk had zuster Aldagonda de rust gevonden… 
En nu kun ze nu vertoeven in de hemel en rijstepap eten langs haar ‘God’ , dacht hij geamuseerd. 
Het verwonderde hem enorm dat mensen die de godganse dag niks anders lazen en predikten over het hiernamaals en hoe goed het daar wel niet is en heel hun leven in dienst stelden om hun plaats daar veilig te stellen, dat die zo zwaar tilden aan de dood van een, toch al niet meer productief, lid. Maar ja, mensen, wie zal ze ooit begrijpen?
De weken die volgden, waren een ware openbaring voor Malpsychan. Eindelijk kwam hij in aanraking met zijn eigen IK dat hij zolang had moeten verdringen om te overleven. Maar nu kwam zijn ware aard eindelijk naar boven. En het feit dat hij de magische krachten van zijn vader had geërfd, was een leuk extraatje voor hem. Dat maakte het doden heel wat makkelijker en minder opvallend. Maar toch was het altijd veel leuker om het eigenhandig af te handelen, vooral aan de kruisiging (volledig afgewerkt met doornkrans!) van zuster Theodora had hij veel plezier beleefd. De gedachte alleen al vervulde hem weer met voldoening. 
Toch wist hij dat hij een meer omvattend plan nodig had want moeder-overste was niet zo dom als ze eruit zag (ook logisch, want zij was de jongster eruit en had dus ook nog de meeste hersencellen actief in haar grijze massa) Hij zou dus grootschaliger tewerk moeten gaan en snel, voordat ze roet in het eten kon gaan strooien. 
Hmm, roet… zei hij met een kwaadaardige grijns op zijn gezicht. Hij had nu eenmaal een passie voor vuur en dit kot moest ook met de grond gelijk gemaakt worden. Het symbool van de overwinning van de mensheid tegen zijn vader moest vernietigd worden. Dat zou hen leren en hen een kleine waarschuwing geven! 
Bij de gedachte aan de vernedering die zijn vader had moeten ondergaan, begon zijn bloed te koken (letterlijk!).
Deze nacht zal het naderen van de Dag des Oordeels aankondigen! 
Hij wekte een aantal dode nonnen die in de crypte lagen en beval ze om de nonnen die nog wakker waren uit te schakelen voor eens en altijd. 
Best wel ironisch dat ze nu elkaar naar de hemel helpen, dacht hij. Maar hij had nu niet veel tijd om te genieten van het moment. Hij moest voortdoen voordat moeder-overste iets in de gaten kreeg. Want voor haar had hij iets speciaals in petto. Om wat tijd uit te sparen, liet hij de nonnen die reeds sliepen in zelfontbranding de dood vinden. Een aantal werden toch wakker van de alles verschroeiende hitte die hen verteerde en rende brandend en in paniek naar de kapel. 
Ouwe schuren branden goed! dacht hij. Ren, mijn levende kaarsjes, en laat dit oord branden als de hel!
Zuster Ludgarda hoorde de doodskreten en het gekrijs van de nonnen. 
Wat is er nu weer aan de hand? Zijn er weer ratten in de keuken? Ik zal maar eens gaan zien.
Maar toen ze de deur opende, stond Malpsychan haar op te wachten met een zelfverzekerend glimlachje rond zijn lippen. Achter hem liep zuster Eduarda (of althans, hij dacht dat het zuster Eduarda, want het was moeilijk te zien aan het half door het vuur aangevreten gezicht) brandend als een levende toorts door de gang. 
‘Wat is er aan de hand? Malpsychan…?’ stamelde ze in ontzetting.
‘Ik vrees dat de Dag des Oordeels is aangebroken voor de klooster, mijn waarde zuster. En zoals u zelf altijd zei: ‘God ontziet dan niets of niemand’. Het is uw tijd om u bij de Heer te vervoegen.’
Onspannen liep hij de kamer in. Ze deinsde achteruit, angstig voor wat komen ging. Met een ruk scheurde hij haar habijt van haar lijf. Haar niets verhullende naaktheid verraste hem enigszins. Zijn ogen taste haar vrouwelijke en nog steeds jeugdig, aantrekkelijke lichaam af. 
‘Het is een zonde dat u uw leven heeft weggerot in dit oude-vrijsters-pension. U zou enig man wel hebben weten te behagen.’ 
Ze wendde haar blik af toen hij dichterbij kwam. Zijn vinger gleed tussen haar borsten en liet een diepe bloederige snee achter. Ze huiverde. Zou hij…?
Maar hij keerde haar de rug toe en nam het grote kruisbeeld af dat in het bureel hing. 
‘Weet u, ik had u graag de vrouw van mijn kind gemaakt. Het toppunt van ironie: kleinkind van Satan geboren uit God’s maagd! Maar jammer genoeg moet u sterven.’ Hij bekeek het kruisbeeld.
‘Ik heb dit altijd een afgrijselijk ding gevonden en had nooit gedacht dat het me nog ooit van pas zou komen.’
Met koelbloedige precisie ramde hij de crucifix door haar hart. Ze rochelde eens en de doodsangst was in haar ogen te lezen.
‘Vrees niet mijn kind, je zal rechtstreeks naar de hemel gaan, want de Heer is in je hart.’ lachte hij sarcastisch.
Hij liep de donkere poort uit en wandelde de donkere nacht in die verlicht werd door de brandende abdij.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 

Ah, er gaat niets boven een heerlijk bad van ijswater, dacht ze genietend. 
Ze liet zich achteroverzakken in het water en sloot haar ogen. Even was ze weer terug een klein meisje en had ze het gevoel dat haar moeder nog leefde. Dat waren nog eens tijden! Toen had ze nog geen zorgen en was er alleen maar plezier. Zo herinnerde zij zich nog het spelletje dat ze eens had gespeeld met een bootje. Mensen waren toch zo’n leuke speelgoedjes. Ze hadden haar ijsbergje niet gezien en boem! Het haalde de wereldpers en nu maakten ze er zelfs nog films van! Ja, haar moeder was zo trots geweest op haar toen ze de Titanic had laten zinken en had gezegd dat ze later net zo’n goede Ijskoningin zou worden als haar. Dat was vlak voor haar dood geweest. Ze werd koud van woede. Die stomme menses met hun controledrang. Hun technologie had het klimaat veranderd in een perfect klimaat voor landbouw waardoor haar moeder langzaam was gaan smelten een waardoor zij een wees werd. Maar haar wraak zou koud zijn, ijskoud! Gelukkig was haar genetische structuur iets anders dan haar moeders en was ze dus in staat om in dit ideale klimaat te leven. En had ze al de tijd om haar plan rustig uit te denken om de hele mensheid naar de ondergang te brengen met haar ijzige adem. Maar tot die dag zou komen, amuseerde ze zich met het doden van aantrekkelijke, arrogante mannen met haar kus. 
Ze kleedde zich aan en vertrok naar de ‘Steamy’, een trendy club van de stad. In de bar werd haar aandacht onmiddellijk getrokken door de knappe jongeman die in een hoekje iedereen stond te observeren. Met gracieuze schreden ging ze naar hem toe. 
‘Waarom staat zo’n knappe man te verwelken in een donker hoekje?’ vroeg ze.
‘Om niet lastig gevallen te worden door vreemden.’ snauwde hij.
‘Ik ben Koldiceen. Nu ben ik geen vreemde meer. En u bent…?’ vroeg ze innemend.
‘Malpsychan.’ zei hij, aangenaam verrast door haar doortastend antwoord.
‘Een interessante naam’ zei ze lachend en keek hem met bodemloze, ijsblauwe ogen aan. Hij verdronk in haar doordringende blik. Zijn ogen gleden vluchtig en bewonderend over haar welgevormde figuur. Haar temperament beviel hem wel. Ze was de uitgelezen kandidaat om zijn kind te baren. 
‘Het is hier nogal druk. Zullen we naar buiten gaan waar we wat rustiger kunnen praten?’ fluisterde hij in haar oor.
Bingo! Mannen zijn toch zo makkelijk te verleiden! Het is bijna geen uitdaging meer. dacht ze zelfvoldaan.
Buitengekomen, trok ze hem in een smal en donker steegje en kuste hem. Hij voelde de ijzige koude binnendringen en zijn hart omsluiten. Zij voelde zijn hete tong haar lippen verschroeien. Een wolk van stoom omringde hen.
Hij duwde haar ruw van zich af. ‘Ik denk dat je mij wat uitleg verschuldigd bent, meisje.’ siste hij woedend.
‘Nee, jij mij! Hoe waag je het om de Ijskoningin…’ maar ze kon haar zin niet afmaken want hij greep haar weer vast en kuste haar passioneel. Voor de eerste keer in haar leven erkende zij haar meester en gaf ze zich over. Zwijgend tilde hij haar op en droeg haar naar zijn kamer. Het werd een stomende nacht. En er werd een verbond gesmeed om hun wraak te laten geschieden. 
‘De hele wereld bereiken met onze allesvernietigendheid is wel niet zo gemakkelijk.’ peinsde Koldiceen.
‘Ik heb al iets in gedachten, mijn ijsblokje.’
Ze gaf hem een ijskoude beet in zijn oor, die een klein kreetje van pijn ontlokte bij Malpsychan.
‘Waag het nooit meer om me zo denigrerend toe te spreken of ik garandeer je dat dit je laatste kind is dat je ooit zal kunnen verwekken!’ Ze draaide hem de rug toe en schudde zijn liefkozende hand van haar schouder.
‘Ach, schatje, wees nu toch niet zo koel. Niets of niemand zal het wagen om jou oneerbiedig te bejegenen, dat zweer ik je. Maar het is nu geen tijd om daar over te discussiëren, want anders kunnen we naar onze draken fluiten.’
‘Draken?!’ riep ze opgewonden uit.
Hij glimlachte zelfgenoegzaam met haar kinderlijk enthousiasme. 
‘Op Lantessama is er een True Chaotic Clutch met heel donkere en gemene draken. Ik denk dat er wel een paar zal tussen zitten dat ons waardig is.’
‘Maar zullen ze die ons zomaar geven? Wat als ze ons destructief plan doorzien?’
‘Het zijn mensen, schatje, en dus bijzonder naïef. Bovendien hebben zij daar niet veel aan te zeggen, het is de draak die zijn rijder beslist.’
‘Misschien is er ook al een draakje voor ons kind.’ fluisterde ze zachtjes en legde haar hand beschermend op haar buik.

HATCHING
How else could the True Chaotic Clutch hatch but in the darkest hours of night? Ersatz, guarding the eggs that had been made hers by way of DNA, stirred in her sleep when she sensed movement. Instinct told her that hatching was near. Hoarding in the candidates, the eggs hatched one by one, in a storm of blackness, cold and angst
The egg fated for Malpsychan was one that had been smashed on the ground by Merpasz. It's shell was dented and bruised, but it hadn't cracked completely. Though the bruise was enough for the large male inside to thrust his head through. The creature that hatched from this egg resembled Merpasz, though not entirely. This baby true chaotic had small horns and seemed to have a more erratic, pointy fur covering the blackness within. Without doubt the hatchling jumped-slid-walked to Malpsychan.
"Mmm... flames." it said lost in dreams, "Are there more nuns where you came from?"
"There are, Irszer." Malpsychan said with a flash of his teeth, "And we won't rest before we've killed them all. Maybe some priests as well, though I doubt they can scream as satisfying as a nun can."
"Like music." the hatchling said, following his bond out.
Inside Pidazzi couldn't resist the temptation to ask Ersatz: "Horns?"
Ersatz didn't answer, a clear indication that she most likely also didn't know what the horns meant. Pidazzi turned back to the hatching and saw that this time one egg was rocking more violent than the others.

The egg crashed into the sand, sending small shards of it's eggshell hurling through the cave. When the small grey-white pieces came in contact with anything they seemed to just pass through it. Where would these pieces end up? Pidazzi wondered for a brief moment before she turned her eyes to the baby shadowling.
"Koldicssseeen." it whispered ominously, with a cold voice that delighted Pidazzi and Ersatz. 
Though this hatchling wasn't horned, it spilled coldness all around. It was only natural that he had chosen the ice demoness to bond too.
"Berkansz." Koldiceen nodded, "We shall freeze where Malpsychan and Irszer burn."
"Desperation following destruction..." the hatchling continued the speech.
"Calculated, Crushing Ice without compassion."
The hatchling shivered with delight. "Let us go."


Berkansz - Irszer

ADULTS
Hier zijn Irszer en Berkansz als volwassenen ^_^

Berkansz

Irszer

Malpsychan & Koldiceen zijn kandidaten voor Lantessama